Nooit zal ik de dag vergeten dat ik op een doordeweekse morgen als eerste beneden in huis was. Ik was nog klein, een jaar of vijf, zes, denk ik. Er stonden blikjes op het aanrecht of misschien op de voorraadplankjes bij de keldertrap – joost mag weten waar precies – en om een of andere reden heb ik van een van die blikken het etiket afgepulkt. Als je echt geinteresseerd bent, vermoedelijk was het om een blikje zalm.
Hierbij moet ik je eerst vertellen dat ik in het algemeen een lief en gezeglijk kind was dat, zonder de proef op de som te nemen, er van uitging dat er met stoute kinderen de meest vreselijke dingen kunnen gebeuren. Misschien door het lezen van al teveel sprookjes waar er niet mals met kleine kindertjes wordt omgesprongen, misschien omdat ieder ‘dreigement’ van mijn ouders mij – dankzij mijn levendige fantasie - iets toescheen wat echt zou kunnen gebeuren (nu weet ik dat dat niet zo is). Hoe het ook zij, ik was in ieder geval braaf.
Nadat ik mijn - misschien wel eerste anarchistische - daad gesteld had, zullen op een gegeven moment mijn ouders ook naar beneden zijn gekomen, dat herinner ik me allemaal niet zo. De eerstvolgende herinnering is dat ik op een van de keukenstoelen zit en mijn moeder verbaasd constateert dat het etiket van een van de blikjes afgescheurd is. Niet handig want nu weten ze niet meer wat er in zit. Na een pingpongspelletje van woorden tussen mijn vader en moeder: “Julian, heb jij dit eraf gehaald?” “ Nee Claire, hoe komje daar in godsnaam bij, waarom zou ik zoiets doen?” “Weet ik ook niet, dan zal een van de kinderen het wel gedaan hebben!” werden ze zich weer bewust van het feit dat de oudste van hun twee spruiten, de dochter, met hen in die keuken zat.
Kimmie, vroeg pap, heb jij dit gedaan? De ergernis in zijn stem was onmiskenbaar, de goede man had gewoon achter zijn ochtendkrantje zijn boterham willen eten voor hij naar het werk vertrok. Het laatste waar hij op de vroege morgen zin in had was het gezeur over een blik waarvan je niet meer weet wat er in zit (big deal!).
Wat er in de luttele seconden dat hij de vraag stelde door me ging weet ik niet meer, alleen dat met name door die geërgerde toon angst en eerlijkheid met elkaar om voorrang streden en voor ik wist wat er gebeurde zei ik: “Nee, pappa, dat heb ik niet gedaan”. En toen was het gebeurd! Ik had gelogen! Mijn vader keek me aan en vroeg het nog eens, “Kind, heb jij dat gedaan? zeg het maar eerlijk”. En – als verlamd door de schrik over mijn leugen – herhaalde ik als een echte Judas dat ik het niet geweest was.
Ik wil me niet in meer details verliezen maar uiteindelijk kreeg mijn arme broertje de schuld en omdat we allebei bleven ontkennen werd het al met al nog een klein huiselijk drama en eindigde dit met een paar tikken voor de broek voor mijn broertje. Lichamelijk ziek was ik ervan. Deze onrechtvaardigheid, en het feit dat ik hiervan de veroorzaker was, heeft mij lange lange tijd dwarsgezeten. Zelfs het feit dat ik in de jaren erna regelmatig de schuld van dingen kreeg die mijn broertje, of wij samen hadden uitgevreten (jij ben de oudste, jij moet beter weten!) kon daar niks aan afdoen. (Ieder bruiloftsfeest waar mensen voor de grap met een hele doos ongeëtiketteerde blikken voor het bruidspaar komen aanzetten, haalt dan ook dit jeugdtrauma onmiddellijk weer naar boven).
Ik weet dat ik de waarheid jaren later een keer aan mijn ouders opgebiecht heb, en alhoewel ze zich het voorval vaag konden herinneren (mijn moeder heeft een geheugen als een olifant) denk ik niet dat ze zich ooit hebben kunnen voorstellen welke enorme impact dit op mijn kinderzieltje gehad heeft. Ze moesten een beetje lachen om de ernst waarmee ik het vertelde en antwoordden luchtig dat ik altijd al de neiging heb gehad om overal drama’s van te maken.