Dáár kwam ik je tegen, waar de scheiding der dimensies onzer werelden niet meer is dan een rookgordijn en waar allen die ik kende mij niet konden helpen bleek jij voor mij een troost te zijn
Hoe is het, dat wij geboren werden in twee levens, zo verschillend, die in ‘t geheel niet stroken? Wie was zo wreed, had de ironie and’re wegen toe te wijzen; wij, van elkaars gezelschap verstoken…
Nog nooit heb ik jouw dierbaar gezicht mogen aanschouwen, of heeft mij jouw stem met woorden bekoord. Toch voel ik jouw steun als een hand op mijn schouder, je kwam net op tijd, hebt mijn noodkreet aanhoord.
Ik wil je bedanken en zal je steeds koestr’n ben door jouw bestaan heel van vreugde vervuld en gevoed door één wens: Dat naar oneindige ruimten wij eens kunnen wijken en elkander daar vinden, bij die geheime doorgang in onzer werelden grens