Wil je meer lezen of weten van deze schrijver, ga dan naar http://zjoris.verhalensite.com

Bedankt Zjoris, dat ik een aantal van je fantastiche gedichten hier mag plaatsen!


Het Portaal

Ik weet niet of ik verder leef
na `t geven van de geest;
ik ben mijn leven lang
dan ook agnosticus geweest.
Maar mocht het zijn dat er iets is,
een lichtje in de duisternis,
iets als een vervolgverhaal,
dan wacht ik op je, aan `t portaal.

Ik hoop dat ze me binnen laten;
ik heb geleefd, maar steeds met mate.
Ik was geen fundamentalist,
maar evenmin een atheïst,
dus als ze ketters en zeloten
volgens hun geloof neerpoten,
zit ik min of meer centraal;
ik wacht daar op je, aan `t portaal.

En is de dood het einde wel,
zonder hemel, zonder hel,
dan zoek je in je dromen maar,
en als je roept, dan ben ik daar.
Tot het einde van je dagen
kan je steeds nog naar me vragen
want alleen ben je nooit helemaal,
ik wacht wel op je, aan `t portaal.


 



Meermin

 

Kon ik maar even aan je kleven,
een druppel die je huid bezeilt
en op je naakte lijf verwijlt
als je komt langs gedreven.

Kon ik maar aan je klitten,
een lok die om je glimlach krult
en speels je ranke hals verhult
als je voor mij komt zitten.

Kon ik maar bij je komen,
de lucht die op je adem drijft
en aan je lippen hangen blijft
het zijn slechts natte dromen...

 


Ongrijpbaar

Ik zie de neerslag, opgedroogd,
maar waar is de bui gebleven?
Is ‘t bewaren van een ogenblik
een illusoir gegeven?
Is beleving slechts een luchtbel
die gedoemd is weg te zweven?
Wordt het vastleggen van inzicht
zwart op wit vergeefs bedreven?
Wordt het hier en nu in epiloog
tot eeuwigheid verheven?
Of is de waarheid van ‘t moment
ten dode opgeschreven?

 


Eeuwige nacht

De nacht met zijn miljoenen sterren
bleef me maar verbazen;
hij ving me telkens op
wanneer de zon me uit het oog verloor.

Ik was nooit alleen,
want zelfs toen ook de maan niet scheen
en wolken al ‘t geschitter banden,
lag de nacht zacht om me heen.

Het donker toonde onverbloemd
de levensgrote mazen
in het net dat elke dag
mijn ware blik gevangen hield.

Ik was nimmer bang
want zelfs toen ik de bliksem zag
en donder hoorde vol ontzag
troostte het donker met geflonker.

Het duister was mijn goede vriend
en trouwe metgezel
ik waardeerde steeds zijn openheid
en eindeloos begrijpen.

Ik had altijd rust
want ook al wordt het vuur geblust,
blijf ik er rotsvast in geloven
dat het duister nooit zal doven.


 

Spat!

Ik hield van haar maar daar merkte ze
nauwelijks wat van

Een druppel op een hete plaat,
zo noemen ze dat dan

Eén kus, dat was het. Spetterend,
wat stoom en dan voorbij

Ze wees me af, doch siste even
heerlijk mee met mij...


 

Spoken op zolder

 

In mijn donk’re bovenkamer
zijn de ramen weer gesloten.
De zon zaait gul haar stralen
op de blinkend zinken goten.
Ik staar geboeid naar buiten
en vergaap me onverdroten
aan de zendmasten, antennes
en verlaten duivenkoten.

Als ik het al eens aandurf
om een frisse neus te halen,
of het zonlicht door een kiertje
op mijn huid te laten stralen,
sijpelt zoveel zuurstof binnen
dat ik weken
kan verdwalen
in de nagalm van de luchtbel
die me weer liet ademhalen.

Maar nu is het te donker
en te koud voor open ramen
en dan lijken mijn spoken
snode plannen te beramen.
Klagend en verwensend
dat ze mij ooit tegenkwamen,
heel de nacht, onhoorbaar
zacht... huilen we, tezamen.

 


gedachten, die meer dan vluchtig wilden zijn ….