het blauwgroen diep der oceaan herbergt een zee van anemoon kleurig koraal dat grillig groeit een tuin die onder water bloeit de stroming wiegt alles synchroon
de man die zo diep is gedoken voelt de magie van deze plek drinkt het in met al zijn zinnen wenst zich haast kieuwen en vinnen voelt hoe de diepte aan hem trekt
dan wordt de ruisrust onderbroken zij zwemt achter een rots vandaan in schoonheid bijna onvergelijkbaar haar naaktheid lijkt doorschijnend breekbaar met haren zilver als de maan
de sterv’ling kan haar niet weerstaan en door betovering verdoofd strekt hij zijn armen naar haar uit beroert de glinsterende huid wordt van zijn levensvonk beroofd
Het gedicht heeft meestal vier strofen. Elke strofe bestaat uit vijf regels.
De eerste regel van elke strofe is op zich staand, terwijl de vier volgende een omarmde rijmvorm hebben. Dus ABCCB.
Ook wordt deze dichtvorm wel zo geschreven dat de laatste woorden van de eerste regels ook omarmd rijmen. De eerste regel rijmt dan met de eerste regel van de laatste strofe en de eerste regels van de twee middelste strofen rijmen ook.
Sfeertekening van de ontwerpster: stel je de vroege middeleeuwen voor, waar de vrouwelijke adel zoekt naar een manier van expressie. Inhoudelijk beschrijft het veelal een landschap met een verbonden diepere betekenis. Heimwee, verliefdheid, verborgen seksuele verlangens maar ook donkere gevoelens werden geuit. Kortom pure gevoelens verbonden met de natuur. Tijdens de heksenvervolging zou deze vorm zeker gezien zijn als duivelspsalm, waar vooral de duistere kant van het Puret debet aan zou zijn geweest.