Glück-auf

 

 

Ik liet nimmer geluid horen, als ik kuste,

welterusten, tot weerziens

en even zwijgend nam ‘k de penning,

bij de aanvang van mijn dienst.

 

 

Uit zwartvermoeide monden,

klonk glück-auf van de nachtploeg

die weldra thuis zou rusten,

of toosten op hun afloop in de kroeg.

 

 

Waar ik het eerste streepje daglicht,

ruilde voor ’t duister, de molton

en met ‘t vertrouwen van mijn maats,

mijn geboortegrond ontgon.

 

 

Waar ik negen uren doorbracht,

Voor de vrije zonnemensen

en waarop ik mijn penning teruggaf,

om de nieuwe dienst glück-auf te wensen.

 

  


  

Nota:

“Glück-auf”, de groet van mijnwerkers; dit zeiden ze tegen elkaar als ze afdaalden in de diepten van de steenkoolmijnen. Het betekent zoveel als "behouden terugkeer"

gedachten, die meer dan vluchtig wilden zijn ….