Witte ruis

 

 

hij sprak in cadans met het tikken

van de verwarmingsbuis

zo zacht dat zij hem nauwelijks

kon verstaan door aanhoudende ruis

in de verweerde radiator

 

van vervlogen dromen 

hoe het vroeger anders was

en dat alles, ook zij, eindig is

over levensweg en loop uit pas

het pad dat in verleden lag

 

zij plukte pluisjes van de bank

keek neer op het sleetse kleed

dacht, het kozijn moet een lik verf,

‘t behang krult, wijl hij haar scherp verweet
dat ze niet eens huilde

gedachten, die meer dan vluchtig wilden zijn ….