in de rokerige ruimte, doorheen ‘t geroezemoes klinkt slepend, klaaglijk een melodie van pijn van verleden, van bedrog achter alle schone schijn van de bitterheid die schuilt in totaal verlaten zijn
de oude muzikant die in de worsteling van leven zijn ziel en zaligheid voor drank verkocht lijkt enkel aan het geestrijk vocht en zijn wankele kruk hier in de bar verknocht
niemand die hem bij verscheiden nog een dag betreuren zal wie kent er naast zijn schaduw ook zijn littekens en blaren zijn levenslied hapert nu en dan, komt haast tot bedaren ‘n bluesgitaar behoeft niet alle snaren ...