Het is een wodka-cola morgen, zonder pluutje, zonder ijs - maar
zolang je bijschrijft op de nota, betaal je nooit de prijs.
De eieren zijn omgelegd. Drie ongeboren baby's - en,
met hun sterven op mijn netvlies, sta ik voor het halsgerecht.
Ik zing een slaapliedje,
voor een dag geleden.
En pas als zij haar ogen sluit,
ben ik tevreden.
Ik zag vandaag een man sjouwen, met een boze vrouw aan zijn zij. Nu wil ik je eens vragen; Denk je soms ook nog aan mij?
Pappa Otto
Otto eet voor het eerst moederkoek, want Otto is voor het eerst vader geworden. En ook al weet Otto dat hij nooit echt een vader voor het kind zal zijn, toch schranst hij van ontroering. Het tintelende achtbaangevoel in zijn borst neemt alle twijfel over spijt weg. Otto is gelukkig met zijn aandeel in de inseminatie van zijn zus’ vriendin, of ‘partner’ zoals ze dat zelf noemt. Als zijn zus naast hem gaat zitten en met een opgewonden blos op haar wangen vraagt om ook een hapje – want ze is tenslotte ook een soort vader nu, weigert Otto geschrokken. Zijn trillende handen verraden dat angst hem in de macht heeft en haastig schuift hij het laatste stukje in zijn mond. En dan kibbelen ze daar nog even over. Net als vroeger, toen zij Telekids wilde zien en hij The Transformers. En dan smaakt dat laatste hapje minder goed dan de rest. Net als vroeger, als hij had gewonnen en in zijn eentje voor de teevee zat.
Elk woord is vers: een appel die gevallen, afgeklopt en beurs; de dorst nog altijd lest
Ik teken je gezicht, in de adem van de nacht. Want strakjes wordt het licht, en dan zie ik hoe je lacht